Overig

Dwangmedicatie

Uitvoering van de zorgmachtiging of de crisismaatregel

KC21-044 21 december 2021

Uitspraak onafhankelijke klachtencommissie Wvggz Gelderland Midden en Zuid

 

 

Inzake : [klaagster]
Klachtnummer : KC21-044
Instelling : Pro Persona
Datum ontvangst klacht : 9 december 2021
Schorsingsverzoek : n.v.t.
Hoorzitting : 20 december 2021 (digitaal via Starleaf)
Datum uitspraak  : 22 december 2021 

 

 

 

Aanwezig bij de hoorzitting

[klaagster] (klaagster)

[patiëntenvertrouwenspersoon] (PVP)

 

[verweerder] (verweerder)

 

[voorzitter] (voorzitter klachtencommissie)

[lid 1] (psychiater)  `

[lid 2] (lid)

 

[ambtelijk secretaris] (ambtelijk secretaris Wvggz klachtencommissie)

 

 

Juridische status

Zorgmachtiging

 

Klacht

  1. Dwangmedicatie
  2. Informatie in medisch dossier

 

Procesverloop

De klachtencommissie heeft op 9 december 2021 een klacht ontvangen inzake dwangmedicatie en onjuiste informatie in het medisch dossier. Op 10 december 2021 zijn partijen uitgenodigd voor de hoorzitting. Het verweer is op 17 december 2021 ontvangen en per mail naar betrokkenen gezonden.     

De hoorzitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2021 middels videoconferentie. Bij die gelegenheid hebben partijen hun standpunt kunnen toelichten.  

Aan het einde van de hoorzitting heeft de voorzitter medegedeeld dat de volledige uitspraak uiterlijk op 22 december 2021 schriftelijk naar partijen gezonden zal worden.      

 

De klachtencommissie heeft inzage gehad in de volgende stukken:

-           Ingediende klacht en toelichting bij de klacht;

-           Verweerschrift;

-           Zorgplan/behandelplan d.d. 28-10-2021;

-           Brief voorbereiding zorgmachtiging d.d. 15-10-2021;

-           OM aanvraag ZM d.d. 14-10-2021;

-           OM historisch overzicht machtigingen;

-           OM beoordeling aanvraag ZM d.d. 5-11-2021;

-           Kennisgeving RB vormen van VZ d.d. 30-11-2021;

-           Beschikking RB zorgmachtiging d.d. 26-11-2021;

-           Product 20; informatie betrokkenen inzake ZM d.d. 1-12-2021;

-           Medische verklaring d.d. 3-11-2021;

-           Bevindingen GD d.d. 4-11-2021;

-           Decursus periode 1-7-2020 t/m 31-7-2020 en 1-12-2021 t/m 15-12-2021.

 

 

Termijn

Het klaagschrift bevat een klacht tegen verplichte medicatie en de inhoud van het medisch dossier als omschreven in artikel 10:3 Wvggz. Deze klachten hebben betrekking op een beslissing waarvan het gevolg actueel is. Om die reden ziet de klachtencommissie zich gehouden binnen twee weken na ontvangst van het klachtenformulier een schriftelijke en gemotiveerde beslissing te nemen. Deze termijn loopt af op 22 december 2021.

 

Feiten

Het betreft een [leeftijd] jarige vrouw bekend met die sinds 2008 in behandeling is bij Pro Persona in verband met schizofrenie van het paranoïde type. Cliënte is tevens bekend met somatische problematiek van het type hemolytische anemie.      

Op 26 november 2021 is een zorgmachtiging afgegeven voor de duur van een jaar.   

 

Standpunten van partijen

Klaagster vertelt ter zitting dat ze met geweld uit haar huis is gehaald en gedwongen opgenomen nadat ze zich ziekgemeld had bij Pro Persona. Ze hoorde de bel maar deed niet open en vervolgens werd de deur ingetrapt en kwamen er 7 mensen haar huis in. Ze werd meegenomen, gedwongen opgenomen en platgespoten. Tot dat moment nam ze orale medicatie in. Dat ging goed aldus klaagster. Insteek van de behandeling was om op termijn zonder medicatie verder te kunnen vertelt ze. In haar dossier heeft klaagster gelezen dat ze suïcidale neigingen heeft en afspraken niet nakomt. Dat klopt niet. Ze wil dat die informatie uit haar dossier wordt gehaald omdat een rechter bij het beoordelen van een machtiging zich steeds weer beroept op die feiten. Dan wordt de machtiging verlengd en mogen er steeds spuiten gezet worden aldus klaagster. Ze geeft aan met verweerder besproken te hebben dat dit weggehaald zou worden maar er is niets mee gedaan aldus klaagster.  

PVP voegt toe dat er een driegesprek heeft plaatsgevonden met verweerder waarbij klaagster akkoord ging met de overgang naar Acemap. Verweerder zou dit verder uitzoeken en klaagster hierover informeren. Klaagster zou dan nog tweemaal een depot toegediend moeten krijgen. Na dit gesprek is klaagster hierop teruggekomen en heeft alsnog een klacht ingediend.

PVP vraagt naar de aanzeggingsbrief van deze verplichte zorg. Het lijkt erop dat de verplichte zorg niet is aangezegd. PVP beoordeelt de situatie als dwang en niet als drang nu klaagster meerdere malen mondeling heeft aangegeven niet akkoord te zijn met het depot. Hiermee is klaagster klachtrecht onthouden evenals informatie over ondersteuning van een advocaat of PVP. Voorts kan klaagster zich niet vinden in de diagnose. Wat zijn de psychotische kenmerken bij klaagster? Klaagster wil graag uitleg hierover zodat ze een behandeling misschien makkelijker kan accepteren.  

Verweerder benoemt dat hij begrijpt dat de situatie in juli 2020 een traumatische ervaring is geweest voor klaagster. Vlak daarvoor was de zorgmachtiging afgegeven. Er was geen gesprek mogelijk met klaagster over het starten van depotmedicatie. Vanuit het ernstig nadeel voor klaagster is toen besloten tot gedwongen opgenomen in [locatie]. Op dat moment is wel een 8.9. formulier uitgereikt. Verweerder geeft aan dat in het dossier niet is terug te vinden dat het doel was om de medicatie van klaagster te stoppen. Wel is afgesproken dat het maandelijks depot zou overgaan in een 3-maandelijks depot. Klaagster heeft altijd gezegd dat ze niet ziek is en dus geen medicatie nodig heeft. Ze accepteert de medicatie echter wel ondanks dat ze het liever niet wil en het nut er niet van inziet. ‘Dan zie ik het als drang. Van dwang is pas sprake als er fysiek verzet wordt gepleegd’ aldus verweerder. Klaagster is wisselend in haar meningen vindt verweerder, de ene week accepteert ze de medicatie wel en een week later weer niet. Hij beaamt dat klaagster netjes haar afspraken na komt.

 

Wat betreft het dossier geeft hij aan dat cliënten vaak inherent aan het ziektebeeld van mening zijn dat ze niet ziek zijn. De overtuiging komt dan niet overeen met de werkelijkheid van anderen. ‘Ik heb altijd gezegd dat klaagster een aanvulling mag schrijven’ aldus verweerder. Als er hard bewijs is voor iets dat foutief in het dossier staat wordt dit natuurlijk wel gewijzigd. Dat heeft verweerder tot nu echter niet ontvangen van klaagster. In het laatste gesprek, kort voor het indienen van deze klachten, zijn deze punten besproken. Verweerder benoemt dat hij onder de indruk was hoe klaagster zich uitte en hoeveel last ze had van de depots. ‘Ik behandel een persoon, niet een ziekte’ geeft verweerder aan en probeer mensen weer kansen te geven. Daarom heb ik toegezegd uit te zoeken of Acemap een optie is. Klaagster heeft ook somatische ziekten. Er moet dus goed overlegd worden met andere artsen voordat het depot omgezet kan worden naar orale medicatie. Er moet o.a. een hartfilmpje gemaakt worden. Daarom moest klaagster nog twee keer een depot toegediend krijgen.

 

Tijdens de vragenronde vertelt klaagster dat ze direct na het eerste depot een gescheurde teennagel had. Ook kreeg ze direct een hongergevoel. Ze is in 4 maanden 16 kilo aangekomen. Hierdoor had ze hoge kosten voor het vervangen van haar kleding. Ze was erg vermoeid en kon daardoor niet meer werken. Nu heeft ze een UWV uitkering. Ook kon ze niet meer sporten door de vermoeidheid. Daarnaast ervaart ze voortdurende last van hoofdpijn en pijn in haar botten. 

Klaagster licht toe dat ze het depot vrijwillig neemt omdat ze geen andere keus heeft. Als ik het niet accepteer word ik weer opgenomen aldus klaagster. Ze geeft aan geen hulp nodig te hebben. Ze woont al 13 jaar zelfstandig. De problemen zijn begonnen door de medicatie. Als gevolg van vermoeidheidsklachten kan ze haar huis niet meer opruimen etc.. Klaagster vervolgt haar betoog met informatie over dingen die gebeurd zijn in haar vroege jeugd en waarvoor ze nu nog steeds behandeld wordt. Zo noemt ze dat er dingen met haar mond en lippen gebeurd zijn zoals een vierkantje gegrafeerd in haar bovenlip en ook haar kaak is verzet in het verleden. Hiervoor heeft ze behandelingen bij de kaakchirurg. De kaakchirurg beaamde de feiten tegenover klaagster maar heeft daarna Pro Persona gebeld en iets heel anders gezegd aldus klaagster. Er zijn ook andere dingen aan haar lichaam gedaan zo vertelt klaagster zoals een bilspier weggehaald en schouders weggelaten. Hierdoor zijn er holtes ontstaan. Ook daar is bewijs van aldus klaagster.  

 

In het gesprek met de commissie over het niet afgeven van een 8.9 brief beaamt verweerder dat dit wel beter was geweest. Hij zegt toe de  verplichte zorg alsnog aan te zeggen. Binnen Pro Persona is het uitgangspunt dat fysiek verzet de grens is voor vrijwillige zorg. Tot dat moment kan de zorg gezien worden in het licht van drang.

 

Op een vraag van de commissie antwoordt klaagster dat ze blij is met het besluit om het depot om te buigen naar orale medicatie maar ziet ook daar de noodzaak niet van in. Klaagster is van mening dat ze alleen geholpen moet worden aan haar botten en haar kaak. Ze geeft aan dat ze de orale medicatie wel zal accepteren omdat ze anders bang is opnieuw opgenomen te zullen worden. Klaagster ervaart de medicatie als dwang. PVP vult aan dat de scheidslijn tussen drang en dwang onder de BOPZ duidelijker was. Fysiek verzet als scheidslijn is niet correct en daagt cliënten onnodig uit tot geweld als zij het niet eens zijn met de verplichte zorg. De Wvggz heeft als uitgangspunt dat de rechtspositie van cliënten zeker niet mag verslechteren ten opzichte van de BOPZ. Verweerder is het eens met deze uitleg en geeft aan zijn caseload naar aanleiding van dit punt tegen het licht te houden.

 

Ten aanzien van informatie in het dossier waar klaagster het niet mee eens is geeft verweerder aan dat dit besproken is met klaagster. Zij zal met behulp van een ervaringsdeskundige haar eigen visie op die informatie geven. Dit wordt aan het dossier toegevoegd.  

 

Tenslotte benoemt verweerder dat hij zich afvraagt of de vermoeidheid van klaagster een op een is toe te schrijven aan de huidige medicatie. Klaagster heeft eerder Acemap gehad en was ook toen erg moe. ‘Mensen die psychotisch zijn kunnen vaak minder goed werken of aan dingen toekomen’. Hij vraagt zich dus af of het helemaal te verhelpen is maar zegt toe zijn uiterste best hiervoor te doen.

De opmerking over suïcide heeft hij niet terug kunnen vinden in het dossier van klaagster.

 

 

BEVINDINGEN VAN DE COMMISSIE

 

Ontvankelijkheid klacht en bevoegdheid commissie

Op grond van artikel 10.3 van de Wvggz kan een klacht worden ingediend bij de klachtencommissie over de nakoming van een verplichting of een beslissing op grond van de in dat artikel opgenomen bepalingen. Aangezien de klacht is gericht tegen de uitvoering van de verplichte zorg zoals bedoeld in artikel 8.9 Wvggz is de klacht ontvankelijk.

 

Gronden en overwegingen

Gelet op de ingebrachte stukken, de inhoud van de dossierstukken en het verhandelde ter zitting komt de klachtcommissie tot de volgende overwegingen.

Artikel 8:9 Wvggz bepaalt dat de zorgverantwoordelijke ter uitvoering van de (voortgezette) crisismaatregel en ter uitvoering van de zorgmachtiging een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg niet neemt, dan nadat hij:

  1. zich op de hoogte heeft gesteld van de actuele gezondheidstoestand van betrokkene,
  2. met betrokkene over de voorgenomen beslissing overleg heeft gevoerd, en
  3. voor zover hij geen psychiater is, hierover overeenstemming heeft bereikt met de geneesheer-directeur.

 

Allereerst en meer in het algemeen overweegt de commissie dat verplichte zorg bij psychiatrische patiënten een ernstige inbreuk is op hun persoonlijke levenssfeer en/of lichamelijke integriteit. Deze inbreuk dient dan ook met de nodige waarborgen omkleed te zijn. Daarom worden er zowel op juridisch als op medisch gebied eisen gesteld aan het mogen toepassen van verplichte zorg. Op juridisch gebied moet verplichte zorg voldoen aan de gronden van de Wvggz en aan vormvoorschriften als vastlegging van het zorgplan en het uitreiken van een voldoende gemotiveerde schriftelijke kennisgeving van de verplichte zorg.

 

Klaagster is een [leeftijd] jarige vrouw, bekend met schizofrenie van het paranoïde type en somatische problematiek. Klaagster klaagt over het onder dwang innemen van antipsychotica en over de inhoud van haar medisch dossier. Klaagster herkent zich niet in de gestelde diagnose psychotische stoornis. Zij klaagt over de verplichte medicatie (depot) met antipsychotica omdat zij bijwerkingen ervaart zoals moeheid, hoofdpijn en gewichtstoename. Verder klaagt klaagster over de inhoud van haar medisch dossier. Omdat de inhoud niet klopt wordt er telkens een nieuwe zorgmachtiging door de rechter afgegeven. Verweerder geeft aan dat klaagster met drang medicatie in depotvorm heeft ontvangen. Klaagster heeft aan verweerder aangegeven dat zij deze medicatie niet wil.

Verweerder is in overleg met klaagster om de medicatie te wijzigen naar orale inname, maar daarvoor is een goede voorbereiding noodzakelijk en afstemming met andere artsen in verband met de somatische problematiek. Als gevolg daarvan moet klaagster nog twee depots krijgen voordat overgegaan kan worden op orale medicatie. Er is geen beslissing verlenen verplichte zorg uitgereikt of besproken met klaagster. 

 

De commissie ziet de medische noodzaak van de antipsychotica om ernstig nadeel te voorkomen bij klaagster.

 

Wat betreft de formele aspecten van de verplichte zorg stelt de commissie vast dat deze niet voldoen aan de wettelijke vereisten die hiervoor zijn gesteld, nu verweerder geen beslissing verlenen verplichte zorg voor depot medicatie heeft uitgereikt aan klaagster. Ondanks dat er geen sprake is geweest van fysiek verzet heeft klaagster mondeling meerder malen aangegeven de medicatie niet te accepteren. Dat maakt dat deze klacht gegrond is.

 

Verweerder is in gesprek met klaagster over het medisch dossier. Klaagster kan met behulp van een ervaringsdeskundige schriftelijk haar dossier aanvullen. In een gezamenlijk gesprek met verweerder, klaagster en PVP enkele weken geleden is dit aangeboden aan klaagster en zij wil hiervan gebruik maken.

De commissie vindt dit passend en beoordeelt deze klacht daarmee als ongegrond. Het is niet mogelijk voor klaagster om (delen van) het medisch dossier te (laten) verwijderen op grond van artikel 8:4 lid 3 Wvggz.

 

Uitspraak

De klachtencommissie verklaart de klacht gericht tegen de medicatie gegrond.

De klachtencommissie verklaart de klacht gericht tegen de dossiervoering ongegrond.

 

Beroep

Klager, vertegenwoordiger of de zorgaanbieder kan door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift bij de Rechtbank Gelderland beroep instellen tegen onderhavige uitspraak van de klachtencommissie. De termijn voor het indienen van een verzoekschrift bedraagt zes weken na de dag waarop de beslissing van de klachtencommissie aan de betrokkene is meegedeeld.

 

Aanbeveling:

Verweerder heeft er voor gekozen om het mondeling verzet van klaagster tegen de medicatie als 'drang' te kwalificeren. Bij mondeling verzet tegen verplichte medicatie moet dit echter als dwang worden beoordeeld. De Wvggz, met alle bescherming, is dan van kracht. De commissie wil aanbevelen duidelijk te zijn in de keuze en bij elke vorm van verzet dit als dwang te kwalificeren.

 

 

Aldus besloten te Wolfheze, 22 december 2021

namens de Wvggz klachtencommissie,

i/o

 

[voorzitter]

Voorzitter Wvggz Klachtencommissie

Aantal bladzijden: 6